We gaan daar niet flauw over doen. Ik ben nooit de grootste held geweest. Toen lef werd uitgedeeld, stond ik niet meteen op de eerste rij.
Onze Mening: Een fusee tegen vuurwerk
Als compensatie wellicht, kreeg ik wel snelle benen. Om rap te gaan lopen als het wat heet wordt, misschien.
Mijn vrienden noemen me niet voor niets Blijlevens, naar de Nederlandse spurtbom uit de jaren 1990. Maar dat doet nu even niet ter zake. Excuses voor deze zijsprong.
Wat ik wou zeggen: ik zoek het gevaar niet zo snel op. Ik ben van het principe “better safe than sorry”, om het in het schoon Vlaams te zeggen.
En dus ben ik nooit echt grote fan geweest van vuurwerk. Of kwam het omdat moeder- en vaderlief het me verboden hadden?
Wellicht is het toch veeleer de bangerik in mij. Want die ouders van me zouden u ongetwijfeld zeer graag nog een gênante anekdote willen vertellen over een speelgoedgeweer van de kermis. Maar dat plezier ga ik u niet gunnen.
Trappen van vergelijking
Maar vuurwerk dus. En dan heb ik het over wat we als amateurs zelf afschieten. ‘Bommetjes’ zoals we dat in de Kempen ook wel eens durven noemen.
En niet van die knetterende trekbommetjes. Dat was voor diezelfde kermis als van dat geweertje van daarnet.
We hebben het hier over het echtere werk. Wie vroeger rond een Sinte Mette-vuur in de Kempen liep had van die ‘Fetsers’ op zak. Of ‘Geblomden’, dan telde je al wat meer mee. De echt stoerdere jongens gingen voor de ‘Piraten’.
Als u niet van Dessel of omstreken bent, zeggen die termen u wellicht niks. Maar dat waren zo’n beetje de trappen van vergelijking van de ‘bommetjes’ toen.
Die ‘Fetsers’ en ‘Geblomden’ werden al eens naar elkaar gegooid. Dat hoogstens je oren ervan gingen ‘tuten’ vonden we aanvaardbare nevenschade in die tijd.
Of toen zelfs nog helemaal geen schade. Oordoppen op een festival? Ben je gek!?
Bij ‘Piraten’ knalde het al goed en moest je toch al uitkijken voor verwondingen. Dat kon al eens branden aan de handen.
Ik had dus niets met dat alles. En eerlijk: nog altijd niet. Neen, zelfs niet met nieuwjaar.
Alles is relatief
Of ik nu voor of tegen dat soort vuurwerk ben, maakt de zaak eigenlijk niet, zal u zeggen. En u heeft nog overschot van gelijk ook.
Wat wel de zaak maakt, is dat dat vuurwerk elk jaar heel wat slachtoffers maakt in deze eindejaarsperiode.
En dan heb ik het niet over al die gestreste dieren door al dat geknal. Maar over die 150 gewonden die elk jaar naar de spoed moeten. In een week tijd.
Nu komt dat stemmetje, dat alles wil afzwakken, wellicht weer boven in u en zegt: ja, maar in het verkeer vallen er heel wat meer slachtoffers.
En het heeft nog gelijk ook. Alleen gaan we niet zomaar in het verkeer voor ons plezier. We gaan naar school, naar het werk, naar de winkel... En dan nog zouden we dat ook niet zomaar moeten aanvaarden, die vele gewonden. Maar dat is een andere discussie.
Maar afschaffen die handel, zou ik dus zeggen.
Want zo’n vuurwerkverbod dat dan vlak voor de eindejaarsfeesten wordt bekendgemaakt, dat is toch ook maar een beetje schijnheilig. Wie gaat dat nu controleren?
Als de politie ter plaatse is, zijn de vuurwerkgooiers al lang weer verdwenen. En nog voor die brave agenten goed en wel hun rug hebben gedraaid, gaat er alweer een fusee de lucht in.
Toegeven
Of zoals de burgemeester van Lier, waar ze vuurwerk met oudjaar voor alle duidelijkheid wel toelaten, het verantwoordde: “In de dorpen rond ons knalt het even hard, ook al geldt daar wel een verbod.”
Alleen een verbod op vuurwerkverkoop kan effectief iets veranderen. Zo simpel kan het zijn. In bepaalde straten in Baarle-Hertog zouden ze er wellicht zelfs niet rouwig om zijn.
Neen, want geef me dan maar een echt vuurwerkspektakel met professionele fusees. Of wat voor ander soort alternatief ook.
Maar laat vuurwerk niet over aan de cowboys van de straat.
Of we kunnen ook de schouders ophalen en het ok vinden dat er zoveel gewonden vallen. Want hé, vuurwerk is toch mooi en plezant.
Maar dan kunnen we even goed drugs legaliseren en dronken achter het stuur kruipen. Want er zijn er die dat ook leuk vinden blijkbaar.
En dan zeggen we achteraf toch gewoon: “Sorry, dat was misschien toch niet zo safe.”
De hoofdredactie